Test: EO - Chez le docteur
Tu es en vacances dans les Ardennes. Malheureusement, il y a un problème.
Tu dois aller chez le docteur et lui expliquer ce qui s'est passé.
Jullie spelen een dialoog. Iemand is dokter, de andere patiënt. Je weet op
voorhand niet welke rol je krijgt en wat het
probleem juist is.
1. Je begroet elkaar op een beleefde manier.
2. In dit dialoog ken je elkaar niet. Gebruik dus de beleefdheidsvorm!
3. De dokter moet een gezondheidsfiche invullen. Daarvoor stelt hij
vragen
aan de patiënt.
4. De patiënt antwoord op de vragen en vertelt wat er aan de hand is.
5. De dokter geeft de
patiënt raad om het probleem op te lossen.
6. De patiënt bedankt de dokter.
7. Je neemt afscheid op een beleefde manier.
Evaluatie (zie rubric) :
Is het doel bereikt? Weet de dokter wat er aan de hand is? Is de patiënt
geholpen
?
Woordenschat: Gebruik je de juiste woordenschat? Gebruik je voldoende
nieuwe woordenschat?
Zinsbouw: Zijn de zinnen correct gevormd en de werkwoorden juist
vervoegd? Is de vraagstelling juist?
Vlotheid: intonatie en uitspraak: Verloopt het gesprek vlot? Ben je
verstaanbaar?

-Ja dus ik heb een mondeling en ik moet zo kunnen vertellen over waar ik pijn heb enz als ik patiënt ben en Wnr ik dokter ben moet ik zo kunnen vertellen welke medicijnen de patiënt nodig heeft maar ik vind zinbouwen moeilijk kunnen jullie paar zinnen bouwen aub???